Eau de vie, deel 4.
Eva wilde nog maar één ding, en dat was Steven. Ze was moe, ze was verward, en wilde weg uit deze dompige omgeving, maar mocht niet weg. Ze probeerde te vergeten wat ze had gezien. Het gezicht van een jonge vrouw, helemaal fris, helemaal gaaf, opmerkelijk mooi! Ze sloot haar ogen en dacht intens aan Steven, waarom had ze ooit aan zijn liefde getwijfeld, waarom had ze hem altijd ijzig op afstand gehouden! “Mag ik bellen” vroeg ze aan hoofdcommissaris Michielsen. “Ja natuurlijk Eva”, en hij bekeek haar van boven naar beneden en nog een keer, maar wel beroepsmatig!
Steven kwam aan de lijn en ze hoorde Simmone op de achtergrond kirren. Eva mompelde, en ze stamelde, maar ze kwam niet uit haar woorden. “Ik kom naar je toe” zei Steven kort, hij had geen uitleg of aanmoediging nodig, en dat was precies wat Eva nu op dit moment nodig had. Ze hoorde Simonne nog tegenpruttelen en de verbinding werd verbroken.
Chris zag Eva bellen en dat herinnerde hem aan het mobieltje dat Jeanny nog voor de ontdekking van het lijk had verdonkermaand. Hij stak zijn hand uit en zei met dwingende stem “het mobieltje!” en “je bent hier toch niet bij betrokken? ” “Bij het lijk of de orgie” kaatste ze terug. “Het een zal toch wel met het ander te maken hebben, en vertel me alsjeblief wat je weet!, ik maak me zorgen…” zei hij toen zachtjes. “Zorgen maken?, dat had je eerder moeten doen” antwoorde ze fel en ze liep naar Michielsen toe. “Mag ik weg?”
Hoofdcommissaris Michielsen monsterde met pijn in zijn hart de groep betrokkenen. Wat is toeval? Hij kende ze allemaal stuk voor stuk, ze hadden dezelfde hobby en gezamenlijk hadden ze altijd veel lol. In een balorige bui hadden ze zelfs allemaal dezelfde tatoeage laten zetten en iedereen had hier later spijt van behalve Steven en Jeanny. De rest verborg het gele rechthoekige figuurtje altijd onder halflange mouwen, ook al was het 30 graden. Michielsen had direct al met zijn jarenlange ervaring gezien dat het lijk niet een vers lijk was, maar een goed door de alcohol geconserveerd lijk, en dat sloot al direct de jongelui die hadden ingebroken en huisgehouden als daders uit. Dat betekende wel dat alle mensen hier aanwezig met toegang tot de kelders en depot juist wel bij de verdachten hoorde. Waarschijnlijk waren ze zich dit nog niet bewust, behalve de schipper, want die probeerde altijd conflict situatie te vermijden, maar dan juist raak je overal bij betrokken!!. Michielsen wilde Chris niet passeren met zijn uitspraak “ik neem het nu over” maar zo’n delicate samenloop van omstandigheden……. Hoewel hij vermoedde dat Jeanny iets met de inbraak had te maken, was er geen reden dat ze op het plaats delict nog langer rondliep. “Je mag weg, je bent niet verdacht…..maar eigenlijk hoor jij altijd bij de verdachten” voegde Michielsen er quasi streng aan toe, en knipoogde geruststellend naar haar.
Jeanny liep richting boot! Schipper Jan zat met een rood tot paars aangelopen hoofd op een stenen muurtje omringd door een aantal rechercheurs. Hij keek op en ze zag dat zijn wangen geelbleek waren en een vreemd contrast vormde met de rest van zijn hoofd. Snel bracht ze even de wijsvinger naar de lippen, maar de ogen van de schipper waren dof en leeg en leek het gebaar aan hem voorbij te gaan……
“Ik moet bellen” dacht ze, “Karin, José, iemand..”